Het brein en het nieuwe gedrag van Paul...

WP_20130428_046Laatst kwam een grote organisatie met een coachingsverzoek. Ze hadden Paul, een medewerker die zijn emoties moeilijk onder controle kon houden. Af en toe liep hij boos van de afdeling, en soms gooide hij dan wel eens met de deur. Later kwam hij dan zijn excuses aanbieden. Hij zelf wilde graag dat het anders was, maar soms liepen de gemoederen zo hoog bij hem op, dat hij zichzelf niet in toom had. Hij had ook al eens in een boze bui een collega voor rotte vis uitgemaakt. De afdeling had er niet zo’n moeite mee, al ging men wel wat behoedzamer met hem om. Mensen mochten hem wel. Hij was eerlijk en hij trok vaak zelf het boetekleed aan. Maar hij zelf en zijn manager Kees vonden dat er iets aan moest gebeuren.

-Je kunt niet voortdurend de boel onder druk zetten met je gedrag, had Kees gezegd. Ik weet wel dat je er op terugkomt en dat de mensen er flexibel mee kunnen omgaan, maar voor je verdere carriere moet je er echt wat aan doen. Je bent 35, je kunt meer, maar als je dit gedrag blijft vertonen zal je nooit meer een stap vooruit komen.

Paul was het ermee eens, en zo kwamen ze bij mij. In een gesprek met ons drieën vroeg ik Paul onmiddellijk hoe groot hij de kans achtte dat hij zijn emoties onder controle zou kunnen krijgen. Welwillend zei hij dat hij het een goede kans gaf.

-Daar heb ik mijn twijfels over, antwoordde ik. Emotionele controle is een van de lastigst dingen om te verbeteren. Het behoort tot ons temperament en veel is te veranderen, maar niet ons temperament. Ik wil er dus over nadenken, en doe jij dat vooral ook, Paul.

Paul verdween en Kees en ik bleven achter.

-Is dat echt zo moeilijk te veranderen?,  vroeg hij.

-Temperament? Ja. Impulscontrole trouwens ook. Dus ik verwacht niet dat hij over een jaar van zijn erupties af is.

Hij vroeg hoe dat kwam.

-Ik geef je mijn zienswijze, geen absolute waarheid, zei ik.

-Uiteraard.

-Welnu, het heeft alles met ons brein te maken. Als we ander gedrag willen ontwikkelen, zullen we leerdoelen moeten formuleren. Met deze leerdoelen proberen we ons gedrag te beïnvloeden. Toch?

-Klinkt logisch.

-Dat doen we met een hersendeel dat we prefrontale cortex noemen. Wel eens van gehoord?

-Ik hou met niet zo bezig met het brein.

-Zoals heel veel managers. Goed. De prefrontale cortex is een breindeel vlak boven onze ogen. Er is geen dier bij wie dat zo groot is als bij de mens. Met de prefrontale cortex plannen we, organiseren we, en als we iets willen leren gebruiken we hem ook. Als we bijvoorbeeld willen leren minder te eten, dan zegt onze prefrontale cortex als het ware tegen de rest van ons lichaam: we gaan nu minder eten, en dit is het plan om dat voor elkaar te boksen. Volg je me nog?

-Ik geloof het wel. Met de prefrontale cortex sturen we onszelf aan.

-Precies. Het is ons bewustzijn, en de voetbaltrainer van het brein. Het geeft opdrachten aan de rest van het brein, en het laat die delen ook beter met elkaar samenwerken. In het geval van Paul zal de prefrontale cortex tegen de rest van het brein zeggen: ophouden om met deuren te gooien, hou jezelf in toom en reageer niet primair.

-Kan dat?

-Daar kom je alleen achter door het te proberen, net als in de voetballerij. Maar juist met emotionele controle is dat lastig.

-Waarom?

-Omdat de rest van het brein in de evolutie er eerder was dan de prefrontale cortex. Dat ding is pas heel laat gekomen.

-En?

-Hij is daardoor niet altijd bij machte om aan de rest zijn  wil op te leggen. Die andere hersendelen, de voetballers, speelden er ook al voordat de trainer er was. Ze losten problemen in het verleden zonder hun trainer op, en hebben in bepaalde omstandigheden de neiging om hun eigen gang  te gaan. In het voetbal heet het dan dat bepaalde mensen zich niet aan hun opdracht houden. In onze hersenpan houden bepaalde delen zich ook niet aan de opdrachten van de prefrontale cortex.

-Ik snap het, geloof ik. Paul krijgt met zijn prefrontale cortex zijn emoties niet onder controle.

-Dat kan moeilijk zijn. Wat je hoopt is dat hij het zichzelf wel aan kan leren, dat zijn prefrontale cortex uiteindelijk wel zijn impulsen onder controle weet te houden. Maar zijn amygdala en zijn cerebellum, twee andere hersendelen, kunnen zo sterk zijn in hun werking, dat ook intensieve training uiteindelijk niet toereikend zijn.

-Dus wat zeg je daarmee? Dat coaching wel of niet zinvol is?

-Ik zou het wel proberen. We hebben geen meetapparatuur waarmee we kunnen prognotiseren of zoiets wel of niet lukt. Daar kom je alleen achter door het te proberen.

-Coaching als een middel om vast te stellen of iemand wel te coachen is?

-Zoiets. En daar stel je dan wel een bepaalde tijdsspanne voor. Bijvoorbeeld: binnen vier maanden moet er zichtbaar verbetering zijn.

-En hoe meten we dat?

-Oh ja, meten is weten. Tja, met gedrag is dat altijd een beetje lastig. Eigenlijk is er geen objectief meetinstrument voor. We maken veel gebruik van competenties, maar die zijn niet objectief, omdat de waarnemers subjectief zijn. Bovendien meet je competenties vaak niet in de omgeving waar je ze wilt zien. Mensen zijn in de ene context anders dan in de andere.

-Ik ben altijd dezelfde.

-Dat waag ik te betwijfelen. Jij bent bij de directie anders dan bij medewerkers. Daar durf ik wel een fles wijn op te zetten.

Hij dacht na.

-Ik zal er eens over denken, zei hij. Maar wat moeten we nou?

-We coachen hem op de leerdoelen. We houden een korte lijn, jij, Paul en ik. Jij koppelt terug hoe het in de praktijk met hem gaat. Hoe vaak heeft hij emotionele uitbarstingen op dit moment?

-Een stuk of 3 per maand.

-Binnen 2 maanden moet dat op 1 per maand zitten. Tussen de 2 en 4 maanden mag hij er nog 1 vertonen. En tussen de 4 en 8 maanden niet één meer. Ik zie hem aan het begin en einde van de 2 maanden, na 4 maanden, na 6 maanden en na 8 maanden. Maar als hij na 4 maanden nog geen verbetering boekt, zetten we het traject stop, want dan denk ik dat zijn prefrontale cortex niet sterk genoeg is om de impulsen uit zijn andere hersendelen onder controle te krijgen.

-Maar dan heb ik een ander gesprek met hem.

-Dat lijkt mij ook. En dat moet hij vooraf weten.

Hij bracht nog naar voren dat hij laatst van een collega had gehoord, dat het brein in 40 dagen alles kon leren. Ik antwoordde dat ik die opvatting kende. Die kwam inderdaad uit de neuropsychologische hoek.

-Maar ik durf hem te bestrijden. Ik vind het te optimistisch, ook al na kennis genomen te hebben van Dick Swaab’s boek. Die ziet het allemaal heel erg pessimistisch in als het om leren gaat, maar zijn ideeën relativeren wel het tomeloze optimisme over wat de mens allemaal kan leren. Dat is ook helemaal niet zo goed voor mensen, dat je ervan uitgaat dat ze alles kunnen leren. Dan kom je namelijk al snel op het idee dat ze niet willen leren. En daar is in het verleden al veel pijn uit voortgekomen. Mensen zijn er voor ontslagen en hele reorganisaties zijn er door mislukt.

Daar moesten we een volgende keer maar over door, zei Kees.

-Voorlopig hebben wij een akkoord over Paul.

Paul doorliep het traject, en in tegenstelling tot een eerder trainee van me, redde hij het. We zoomden in op ‘tot 10 tellen’ en bij betrok zijn manager en omgeving erbij met het verzoek hem te helpen door middel van het woord ‘stop’.

-Ik ben mijn temperament niet kwijt, zei Paul bij de eindevaluatie. Maar ik heb iets geleerd waardoor ik mezelf een beetje beter in kan houden.

Bert Overbeek geeft in company workshops over 'het brein en veranderen'. Informatie via pitcher.support@hetnet.com Op 18 oktober geeft Bert Overbeek samen met multi-theatertalent Aubrey Snell een workshop 'Slaapverwekkend presenteren is te leren' http://www.jongebazen.nl/lifestyle-kunst/slaapverwekkend-presenteren-de-workshop ; uiteraard niet om slaapverwekkend te leren presenteren. Informatie via hetzelfde mailadres als hierboven.

 

 

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>