Brouwerij-medewerkers pikken ontslag niet! (Case)

IMAG0669De Brouwerij ging besparen; zoveel was duidelijk. De IT-luchtbel die rond de eeuwwisseling zo groot was geweest als de zon zelf, was plotseling uit elkaar geklapt en de sky was niet langer de limit. Het geld is op, zei Cartouche, de externe die de Brouwerij had ingehuurd om, zoals het genoemd werd ‘kwartier te maken’. Uiteraard tegen een tarief dat himmelhoch jauchzend was; zelfs voor die tijd. Het geld was dus niet op. Leeme stond tussen zijn 71 collega’s naar het slecht nieuws gesprek te luisteren in het gebouwtje waar voorheen de werkweek werd afgesloten met het bier. Productconfrontatie noemden de Brouwerij-medewerkers het. Vroeger. Toen de Brouwerij nog gewoon de Brouwerij was, en de gemoedelijkheid iedere kreuk rechttrok.

Nu stonden ze verzameld als in een kerk, met Cartouche op het spreekgestoelte. De Brouwerij was in afwachting van het laatste oordeel, want geruchten wilden dat 30% van hen ontslagen zou worden. Ongeveer 22 mensen. Misschien waren het er minder. Leeme kende een verhaal waarbij de directie bewust een roddel de wereld in hielp. 150 van de 300 mensen zouden worden ontslagen. Toen dat er 80 waren viel het mee en bleef een wild effect uit.

Cartouche was er nog maar kort. Een man van net 40, 1 meter 75 lang. Zijn haar leek op inplant, en het was geverfd want het was onnatuurlijk bruin. Hij was slank. Niet door sport, maar door het vermogen om zichzelf tussendoortjes te ontzeggen. Hij sloeg de verjaardagstaarten van medewerkers af met de mededeling dat hij hier niet kwam om te feesten, maar om te werken. Dan hief hij zijn kin, en legde de palm van zijn rechterhand ter hoogte van de dasspeld over zijn stropdas.

Dit gevoegd bij zijn gewoonte om niemand te groeten in het voorbijgaan, maar doelgericht en nurks langs mensen heen te lopen alsof zij oude gordijnen waren, dit had hem nog niet geliefd gemaakt bij de medewerkers. Maar men liet het zo, want men vreesde Cartouche, die zij onder elkaar een harde man met een zacht gezicht noemden.

‘Het geld is op. Jullie vakgebied is gedevalueerd en we ontkomen niet aan ontslagen. We willen hier eerlijk over zijn, want dat verdienen jullie. Toch, heren?’

De drie directeuren die op een rij naast hem stonden knikten, als om te laten zien dat ze eensgezind waren en Cartouche slechts de ingehuurde woordvoerder. Verder stonden ze er bij alsof er een teraardebestelling plaats vond.

Leeme werkte hier 35 jaar. Hij was ooit de belangrijkste zuil geweest van de IT-tempel van de Brouwerij, zoals ze het gekscherend noemden. Dat was in de dagen dat een computer nog een wandbekledende machine was.

Hij is gevaarlijker dan ik dacht, had Baars hem in het oor gefluisterd. If you can’t beat them, join them, fluisterde Leeme terug. Baars knikte. Die hield wel van de Amerikaanse tongval van Leeme. Dat gaf de zaak wat spanning. Drama had Baars er zelf al ingelegd. Zo had hij de bijeenkomst met een Auschwitz-selectie vergeleken, maar dat ging Leeme (getrouwd met een Jodin) te ver.

‘We hebben zelfs één van onze collega’s moeten ontslaan’ ging Cartouche voort. Hier stopte hij even. Hij slikte iets weg, veranderde van positie, streek met zijn vinger onder zijn rechteroog, als om een traan weg te vegen en zei met een trilling in zijn stem dat het hem niet onberoerd had gelaten om ‘een integere man als Koertz’ vaarwel te moeten zeggen.

-Het doet pijn, ik zeg het maar eerlijk.

De emotie kwam niet over. De timing was niet goed. Zijn woorden hadden te veel snelheid voor iemand die last had van het vertrek van een collega. Bovendien had hij geen relatie opgebouwd met de Koertz, wiens vertrek door niemand verwacht werd. Er ging een hoorbare teleurstelling door de rijen. De aimabele Koertz was geliefd bij het personeel vanwege zijn laagdrempeligheid en zijn humor.

‘Mijn deur staat altijd voor je open’ zei hij graag ´Ik ben er alleen nooit, want ik moet op plekken zijn waar ik minder hard nodig ben.´

´Er is een gezegde dat zegt dat de goeien het eerst gaan´ vervolgde Cartouche; een opmerking die goed paste bij de houding van de directeuren die intussen op begrafenisondernemers leken ‘maar het proces is onontkoombaar en onomkeerbaar. We zitten als ratten in de val, zeker nu de Twin Towers onlangs zijn ingestort.’
Opnieuw ontstond er geroezemoes onder de medewerkers van de Brouwerij.

Baars fluisterde tegen Leeme dat Koertz te dicht bij de medewerkers stond. Dat zijn kop eraf moest, zoals Baars het uitdrukte, verraste hem niet.

Toen de menigte weer rustig was, liet Cartouche weten dat ze ‘om het leed te reduceren’ vaart zouden maken met het ontslag.

-Om scheve gezichten te voorkomen, hebben we geloot. Geen principes als ‘last in first out’. We zullen de mensen die noodgedwongen moeten vertrekken, een redelijke premie meegeven en een mooi getuigschrift, zodat zij geen problemen zullen ondervinden in een nieuwe baan.

Geloot? Werden de banen verloot? Leeme keek rond. Hij verwachtte verzet. Het maakte niet uit van wie. Iemand moest dit tegenhouden. Hij was bereid om 10% in te leveren van zijn salaris als daar collega’s door gered werden. Was zo’n mogelijkheid onderzocht? De directie stond er niet bij alsof zij veel onderzochten. Ze hadden de klus uitbesteed en dat was dat. Cartouche weet heel goed wat hij doet, had Lommers gezegd; de duidelijkste van het stel.

-Omdat de loting al plaats heeft gevonden, en wij jullie eerlijk en snel willen informeren, gaan we nu een lijst voorlezen van de mensen die ontslagen zijn. Ze hoeven natuurlijk niet onmiddellijk hun laptops en lease auto’s in te leveren. Ze hebben een week om …

- We gaan het niet doen, riep Baars plotseling.

Cartouche keek in de richting van het geluid alsof hij op zoek was naar een zoemend steekinsect dat hem irriteerde. De medewerkers en de directie hadden Baars een fractie eerder getraceerd. Baars deed een paar stappen naar voren en met een volmaakt ontspannen glimlach herhaalde hij wat hij zei.

-We gaan het niet doen.

Leeme ging naast hem staan en zei: ‘En wij ook niet’

-Hoezo ‘wij gaan het niet doen’? vroeg Cartouche, die ook glimlachte, maar met minder ontspanning dan Baars.

-Gewoon, zei Leeme. We blijven.

-Allemaal, zei Baars.

Er dromde nu een groepje medewerkers rond Baars en Leeme.

-En zij blijven ook, zei Leeme met een krachtige stem.

De zaal keek van Baars en Leeme naar Cartouche en van Cartouche naar Baars en Leeme. De directieleden waren duidelijk verlegen met de situatie. Alleen Lommers bleef naast de externe spreker staan; de andere liepen naar een deur alsof iemand ze weg had geroepen.

Cartouche nam een papier uit zijn binnenzak en probeerde een triomfantelijke grijns. Maar Baars negeerde het, en riep tegen de medewerkers dat het tijd werd voor een biertje uit eigen brouwerij.

-Uit ónze brouwerij, benadrukte Leeme.

Baars maakte een wegwerpgebaar naar Cartouche die de namen begon voor te lezen van de mensen die zouden vertrekken, maar één van de medewerkers trok de stekker uit het stopcontact waardoor de stem van de externe adviseur slonk.

-Cartouche, biertje? riep Leeme over de hoofden van zijn collega’s heen, maar de adviseur schudde nee.

- Ik ben hier niet om te feesten, maar om te werken, mompelde hij voor zich uit, terwijl hij de voltallige directie in de richting van de bar zag lopen, waar het schuimende bier nu onafgebroken werd getapt.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>