Doet het moderne amusement iets met het niveau in onze organisaties?

'Niet alleen worden de algoritmes en robots steeds slimmer, maar managers en medewerkers worden steeds dommer,' hoorde ik iemand onlangs zeggen. Ik luisterde. Hij behoorde tot de mensen die zich zorgen maken over de effecten van amusement. Hij is niet de enige.  De psychiater Dirk de Wachter bijvoorbeeld, de schrijvers van 'De 50 gevaarlijkste bedrijven ter wereld', Houellebecq in zijn romans en in de jaren '80 van de vorige eeuw Neil Postman, die het boek 'Wij amuseren ons kapot' schreef. Nog wat verder terug in de geschiedenis vinden we Aldous Huxley met zijn 'Brave new world'. Amusement zou ons afleiden, is de strekking en wel op een manier dat machthebbers vrijelijk hun gang konden gaan. Terwijl wij Netflix aan het kijken zijn, zouden zij van alles kunnen besluiten wat we niet willen. En dat zouden ze ook doen.

De Wagter en Houellebecq kijken meer naar de mentale effecten van amusement. Bij Houellebecq vinden we een wereld waarin vermaak gepaard gaat met leegte en zielloosheid. De Wagter houdt van de schrijver, maar legt meer nadruk op het belang van verbinding, en die verbinding is in het geding in een wereld, waarin we de hele dag vermaakt worden. Ikzelf onderscheid 'vermaak dat onze geest levend maakt of/en houdt' van 'vermaak dat ons passief maakt'. En waar deze bezorgde mensen het over hebben, richt zich volgens mij op de laatste categorie. Dit artikel legt onze manier van amusement consumeren naast die in de 19e eeuw, toen internet, televisie en radio nog niet bestonden. 

We krijgen enorm veel amusement aangeboden. En dat zie je. Netflix, Spotify, Facebook, Tiktok, gaming, podcasts en Instagram. We zijn door de smartphones en computers een digitaal-consumerende klasse geworden, wij leden van de homo digitalis-samenleving. En de kritiek daarop komt voortdurend langs. We worden geleefd, klinkt het, de machines hebben ons in hun macht. Nog even en we worden geregeerd door de robots. 'Hoezo 'nog even'? De beurzen worden al door de algoritmes beheerst.'

En onze geest heeft minder weerstand tegen passief makend amusement. Want we zijn vaak moe. Waarvan? Van de constante informatie- en communicatiestroom. Waar we in 1980 een paar brieven per dag te verwerken kregen, worden we vandaag de dag continu beziggehouden met informatie-uitwisseling. Volgens Daniel Levitin, professor in de psychologie en neurowetenschapper en een prettig leesbare schrijver, kan ons brein maar een beperkt aantal bits en bytes aan, en de grens daarvan wordt op dit ogenblik enorm overschreden. De Wagter zit ook op deze lijn.

Ons brein is sinds 10 000’en jaren nog geen steek veranderd, maar wordt geacht elke verandering aan te kunnen. Dat kan het niet. Het blauwe licht houdt ons ongezond lang wakker en de menselijke geest raakt dus gemakkelijk over zijn toeren. Geen wonder dat mensen zich aan mindfulness en meditatie vasthouden. Toenemende stress en burn out-getallen hangen hier mee samen.

Maar hoe was dat vroeger? Wat deden mensen in hemelsnaam in het tijdperk dat er nog geen internet, televisie of zelfs maar radio was? Om daarvan een goed beeld te krijgen ben ik eens in de wereldliteratuur gedoken. Ik herlas Dostojewski, Gogolj en Toergenjew maar weer eens en dat geeft een beeld. Maar eigenlijk haal je nog meer uit het werk van iemand die wat minder bekend is dan de klassieke Russen, namelijk hun Poolse tijdgenoot Boleslaw Prus.

Prus beschrijft in ‘De pop’ (1889) het leven van die tijd, en dan met name het leven van de rijke bovenlaag. Dat is goed vergelijkingsmateriaal, omdat een groot deel van de huidige Nederlanders in die tijd als welgestelden gezien zouden worden, en dus beter met de toenmalige rijken kunnen worden vergeleken, dan met andere lagen van de bevolking in die boeken.

Wat deden die mensen met hun vrije tijd? Als ik het moet vergelijken, zou je kunnen zeggen dat ze zich vaker verveelden. De vrouwelijke hoofdpersoon Izabela vraagt zich in een gesprek met een andere vrouw af, of ze zich na een middag van alleen-zijn niet beter samen hadden kunnen voegen, om zich wat ‘vrolijker te vervelen’. Het is voor ons erg moeilijk te begrijpen in wat voor wereld deze mensen leefden. Wil je het beleven, dan moet je eens een dag of een weekend alles uitzetten: je telefoon, de televisie, de computer, de radio, alles. Er zijn mensen die dit doen, trouwens, in trainingen. Maar die kiezen er voor, en hebben ontdekt dat het gezond is voor hun brein.

Terug naar Prus. In zijn tijd waren er veel minder mensen rond 1890 op de wereld. Niet meer dan 1 tot 1, 5 miljard. Nu heeft India alleen al er meer dan 1,4 miljard en naderen we de 8 miljard. In 1959, mijn geboortejaar waren dat er net iets meer dan 3 miljard. De wereld was in mijn jeugd een stuk rustiger op straat, maar het laat zich raden dat het in 1890 helemaal een walhalla was, vergeleken met nu. Natuurlijk reden er koetsen en karren op de wegen, en daar gebeurde echt ook ongelukken mee, maar het was geen vergelijk met de snelwegen van tegenwoordig. Onnodig te zeggen dat het veel minder lawaaierig was dan tegenwoordig.

Er werd veel gelezen. Religieuze boeken (missalen), maar ook romans en poëzie. Op de feestjes en bijeenkomsten van die tijd werd dat tussen de mensen uitgewisseld. En zoals je ook in de klassieke Russische romans kan lezen, ging het destijds regelmatig over politiek, waarover men kennis verwierf uit kranten, de enige media die mensen ter beschikking stonden, naast de informatie die ze in kerken tot zich namen.

Net als nu vloeide er overigens toen al veel drank. Dat is echt geen uitvinding van deze tijd; diep in de oudheid vinden we al sporen van alcoholische dranken en ook van dronkenschap; een boek uit die tijd is de bijbel en dat waarschuwt volop tegen de excessen van drank. Tijdens die drankgelegenheden zal de liefde zijn werk hebben gedaan, maar ook het vuur van de politieke discussie flakkerde op. Een beetje zoals tegenwoordig, want het ging met heftigheid gepaard in die regio, vooral in Rusland dat op een revolutie afstevende. Er was, net als bij de moderne complotdenkers, weinig zelfreflectie. En er waren destijds nogal wat mensen, die we tegenwoordig complotdenkers zouden noemen. Ze veronderstelden van alles, maar bewezen hoefde dat niet. Het is allemaal niet nieuw.

Zowel Prus als Dostojewski laten weten dat er ‘in die tijd veel werd gesproken over het naderende einde van de oude wereld’. Een van de personages in de boeken van Dostojewski zag het opkomende spoorwegnet van die tijd als de duivelse ster Alsem die op aarde werd gegooid. Ook in de orthodoxe christelijke wereld van die tijd werd de eigen tijd gezien als het einde der tijden. Mensen denken altijd dat dingen ‘tegenwoordig erger zijn dan vroeger, maar dat is maar de vraag.

Wat wel duidelijk is, is dat wij voortdurend worden voorzien van allerlei amusement waarbij je niet hoeft na te denken. Je brein moet bij een boek al meer werken dan bij een film. Het schept op basis van een tekst zijn eigen decor. In een film wordt dat voor je gedaan. Hoe dan ook, het lijkt erop dat er destijds naar iets verlangd werd wat we tenslotte hebben gekregen: amusement.

Het enige verschil tussen toen en nu is dat mensen vroeger meer zelf moesten doen om zich te vermaken, maar zich ook meer verveelden, omdat er geen constante stroom van comfortabel amusement was. Nu roepen onze psychologen en psychiaters dat we ons moeten leren vervelen en niet steeds in die amusementswolk moeten vluchten.

Dus: de rijken zochten voor de komst van radio, tv, computer en auto’s hun afleiding van de werkelijkheid in gok-, denk- en kaartspelletjes, reizen en in boeken.

En dan is er nog de huwelijks- en relatiemoraal; volgens De Wagter een zorgpunt van jewelste, want we hebben elkaar in zijn optiek erg hard nodig.  We zeggen tegenwoordig vaak tegen elkaar dat het allemaal moeilijker geworden is dan vroeger. Toen zouden de dingen eenvoudiger zijn. Je was getrouwd en je bleef bij elkaar. Ik citeer Prus:

‘En geluk bestaat niet in het huwelijk, voegde juffrouw Izabela, aan wie jonge echtgenotes menig huiselijk geheim vertrouwden, er stilletjes aan toe. Dankzij die verhalen kreeg ze zelfs een grote hekel aan het huwelijk en een lichte minachting voor mannen.’

Verderop beveelt haar tante een meer rationeel huwelijk aan. Een vrouw, zo redeneert die, met een oude echtgenoot heeft het zo slecht nog niet. Iedereen toont belangstelling voor haar, er wordt over gesproken, van haar opofferingsgezindheid wordt hoog opgegeven en een oude echtgenoot is bovendien minder veeleisend dan een echtgenoot van gemiddelde leeftijd.’ Ik ben benieuwd hoe jullie vinden dat dit zich verhoudt tot de theorieën van Esther Perel en Jan Geurtz.

Maar wat deden de mensen in die tijd dan, behalve rationele huwelijken sluiten en het leven opfluffen met kwebbel- en dansavondjes in wuftige salons? Kaarten onder andere. In het boek van Prus wordt bijvoorbeeld whist gespeeld (een Engels kaartspel), maar er wordt ook geborduurd, gepraat, geschilderd, er worden tijdschriften en boeken gelezen, kortom: mensen zijn ook in die tijd al voortdurend bezig met de vraag hoe ze zich zullen vermaken. Geheel in de lijn van de ‘geef het volk brood en spelen’-de vermaarde uitspraak van Juvenalis, de eerste eeuwse Romeinse schrijver.

De zee van passief makend consumeer-amusement die ons overspoelt kan volgens mij niet los gezien worden van de behoeftes, die ook destijds al aanwezig waren. Alleen had men toen gewoon de techniek nog niet om de hele dag beziggehouden te worden en werd het brein dus meer geprikkeld. Maar kennelijk hebben we amusement en mythes nodig om het bestaan draaglijk te maken. Want ook destijds bezocht men de theaters om toneelstukken te zien of orkesten. En voor het volk was er het circus of de kermis.

Dit is op zichzelf prima, maar het is allang vastgesteld dat het beter is voor ons brein om minder vermaakt te worden, en zichzelf te vermaken. Dat deed de 19e eeuwer absoluut en noodgedwongen beter. We hebben ons te afhankelijk gemaakt van dat wat ons wordt aangeboden.

En tja, dan is er nog deze conclusie: het feit dat Netflix, Tiktok, Spotify en al die anderen het zo goed doen is niet omdat ze ons per sé iets opdringen, maar omdat wij onze behoeftes daar lopen te bevredigen. Ze worden groot omdat wij ze groot maken, omdat wij behoefte hebben aan hun producten. Het is ons gedrag dat daar verantwoordelijk voor is. Dat hoor ik toch net iets te weinig. Dat jij en ik dit kunnen veranderen, door er niet aan deel te nemen…En ik weet ook waarom. Dat willen we niet horen. We willen van alles, maar de moderne mens wil geen offers meer brengen en anderen verantwoordelijk stellen voor dingen die niet goed gaan. Dat maakt hem tot slachtoffer.

En we hoeven geen slachtoffers te zijn, we kunnen onszèlf redden. Maar ja, daarvoor moet je wel je geest wakker houden. Vandaar dat ik verder ga met het boek van Prus. Een pil. Bijna 900 pagina's. Maar boeiend. Dus ik neem er de tijd voor. En laat de media en Netflix even uit. Niet gemakkelijk, maar het loont. En ik weet zeker dat iedereen het kan. Zodat we niet steeds dommer worden en we de kwaliteit in onze organisaties op peil houden.

Bert Overbeek is 30 jaar trainer, teamcoach en executive coach. Hij werkte in binnen-  en buitenland voor meer dan 100 0rganisaties. Hij schreef zeven managementboeken, waarvan er vier in de top 5 van Managementboek terechtkwamen. Overbeek wil graag werk maken van een gezonde toekomst voor bedrijven; op alle gebieden. En daar hoort ook integriteit en gezonde kritiek bij. (Bert_overbeek@hotmail.com)

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>