Hoe ego ontstaat en vergaat (allegorie)

Een wat langer verhaal over hoe ego/superego ontstaat en vergaat. Ga er rustig voor zitten...het is gisteren geschreven en moet nog herschreven, maar ik wilde het je niet onthouden. Met fouten en al.... En nou en of dit betrekking heeft op jou in je business. Het aardige is dat je de link na dit verhaal zelf kunt leggen.
'Aroem was een verdrietig mens. Hij groeide op in een groot gezin, waarin veel ruzie was en Aroem leed daaronder. Hij had een hekel aan conflicten, en zag de pijn die ze opriepen in zijn vader en moeder en broers en zussen, van wie hij veel hield. Maar niemand van hen zag zijn pijn en niemand interesseerde zich voor zijn liefde. In dit gezin uitte men geen zachtheid.
Van tijd tot tijd liep Aroem het oerwoud in om alleen te kunnen zijn. Dan luisterde hij naar de geluiden en verdronk in de zuurstofrijke geuren die de bomen, planten en bloemen verspreidden. Hij ging vaak bij een riviertje voor zich uitkijken en zong dan een zelfbedacht lied. En wanneer hij zong, verzamelden zich de vogels in de bomen boven hem.
Toen hij 19 jaar was, was er in een van de dorpen van de streek waar hij woonde een feest. Hij hield wel van feesten, omdat daar gedanst werd en hij hield van dansen. Ook dat oefende hij in het oerwoud, meestal op een van zijn eigen liederen. Soms veranderde de dans het lied en soms veranderde het lied de dans, en dat maakte Aroem erg gelukkig.
Tijdens het feest maakte zijn familie weer ruzie en het stemde Aroem verdrietig, al verborg hij dat voor zijn familie. Hij glimlachte en maakte af en toe een grapje, al voelde hij zich helemaal niet in de stemming voor grapjes. Zo deed hij altijd dingen waar hij niet voor in de stemming was als hij met zijn familie was, om iets van gezelligheid te scheppen.
Op het feest danste hij niet. De ruzies maakten hem zo treurig, dat hij niet durfde te dansen, want als hij ging dansen kwam de emotie los die er was en dan zouden zijn broers en zussen grappen met elkaar maken over hem.
Dus trok Aroem zich terug op het stille dorpsplein, waar nu niemand was, omdat iedereen immers aan de rand van het dorp op het feest was. En zacht begon hij te zingen. Het was een droevig lied, maar toch trok het tientallen vogels aan, die zich op de daken van de huizen verzamelden. Hun aanblik moedigde hem aan om door te zingen, en hij liet zich zo meevoeren door de gevoelens die in het lied opkwamen, dat hij ook begon te dansen.
Tijdens het zingen en dansen was het alsof hij in een andere wereld terecht kwam. Hij zag allerlei landschappen aan zijn geestesoog voorbijtrekken, waaronder en een woestijn met zand van goud en twee zonnen. Hij draaide en draaide, zijn lied werd intenser, een lied van klanken, maar nooit van woorden.
Toen hij na een lange tijd gedanst en gezongen te hebben moe werd, en zich omkeerde om op een bankje te gaan zitten, klonk er ineens een daverend applaus. Hij keek op uit zijn trance en zag tientallen mensen staan die kennelijk getuige waren geweest van zijn dans en zang. Eerst bloosde hij en schaamde zich, want behalve de vogels van de hemel had nog nooit iemand zijn zang gehoord of zijn dans gezien. Maar toen hij de lachende gezichten zag, werd hij blij en het gevoel dat de mensen hem gaven maakte hem opgewonden. Kennelijk deed hij iets waar mensen gelukkig van werden.
In het publiek stond Aloena, een prachtige jonge vrouw die bewonderend naar hem staarde. Ze viel Aroem op en toen haar familie naar hem toekwam om hem uit te nodigen om bij hen de maaltijd te gebruiken, deed hij dat. Tijdens de maaltijd in dat wat een paleis bleek te zijn, raakte hij in gesprek met Aloena, die hem met bewonderende ogen vroeg om bij hen te blijven logeren.
Dat deed hij. Hij werd in een mooie kamer gelegd, met open ramen waardoor hij de halve maan en de sterren aan de hemel goed kon zien. In de verte klonk het geluid van een roerdomp, en soms hoorde hij ook de zang van een nachtegaal, nog iets verder weg. Kort na middernacht kwam Aloena zijn kamer binnen en vroeg hem om met haar bij het raam te gaan zitten en te genieten van de nacht. Uren zaten zij daar zo, zacht pratend, steeds dichter bij elkaar, steeds vaker de aanrakingen en uiteindelijk bij de zonsopkomst een eerste zoen en de behoedzame gang naar het bed, waar ze hun passie ontlaadden in de vereniging van hun lichamen.
Het was de opmaat van zes maanden innige liefde. De diepe bewondering voor zijn dans- en zangtalent raakten en inspireerden Aroem enorm. Zijn verdriet leek volkomen te zijn verdwenen. Op verzoek van Aloena danste en zong hij voor haar familie en hun talloze vrienden. Hun applaus deed hem zijn familie vergeten en als hij mensen ontmoette die hem vroegen wie hij was, zei hij: ik ben de danser en de zanger van het paleis, je weet wel, en mijn geliefde is de dochter van de paleisheer.
Hij begon te denken dat de goden hem gestuurd hadden, en Aloena knikte toen hij deze gedachte met haar deelde, want hij deelde al zijn gevoelens en gedachten met haar.
‘Ja, ik denk ook dat je door de goden gestuurd bent, Aroem’
Na zes maanden ging hij naar het oerwoud van zijn jeugd, en zong bij het riviertje een uitbundig lied waarmee hij veel succes had, maar er kwamen geen vogels. Hoewel hem dat verbaasde, raakte het hem niet echt. Hij genoot van de herinnering aan de bewonderende blikken van de mensen als hij dit lied zong.
‘Vogels zijn dieren, ze begrijpen niet alles.’
Hij begon harder te zingen en danste een dans, die hem altijd veel applaus opleverde. Hoewel hij niet veel plezier had in de routinematige bewegingen, wist hij dat de dans door mensen gewaardeerd werd, en dat de paleismensen zijn uitbundige lied met veel applaus zouden beantwoorden.
Maar Aroem merkte op dat Aloena tijdens zijn zang en dans steeds vaker wegkeek en er soms zelfs bij in slaap zakte. Ook was ze minder in zijn buurt te vinden, en vertoonde ze minder interesse in het bedrijven van de liefde. Wel lachte ze altijd nog naar hem, maar iets in hem zei, dat dit meer was uit medelijden dan uit liefde.
Hij maakte zijn dans wilder, zijn liederen luider, de routines verbeterde hij, totdat ze een graad van perfectie bereikt hadden. Maar op de avond dat hij dat zou demonstreren, was Aloena plotseling verdwenen. De paleismensen zwegen erover, zeiden dat ze het niet wisten, maar geloofwaardig vond hij dit niet. Zijn optreden werd met een applaus beloond, dat hem niet voedde. Het maakte hem zelfs boos. Woedend. Wie dachten die mensen wel dat ze waren om zo met een godenzoon om te gaan?
Nog voordat hij zijn optreden deed vertrok hij om haar te zoeken. Het was het begin van een lange tocht door woestijnen, hooggebergten en eenzame steppen. Soms zag hij dagen geen mensen, en als hij ze wel zag negeerde hij ze, want hij had geen taal om te delen, geen woorden die zijn hart lucht gaven.
Een groep raven volgde hem op een afstand, maar ze bleven op een afstand, totdat hij op een avond aan de rand van een meertje een zacht en verdrietig lied zong.
Het was maar een kort lied, maar het zat vol ontembaar verlangen, en de raven verzamelde zich vlakbij hem. Aroem had er echter geen oog voor, ging liggen en viel in een diepe droomslaap. Er ging geen nacht voorbij, of hij droomde van Aloena, de vrouw die hem zo bewonderend had aangekeken, en daarmee zijn talent had laten woekeren.
Soms dacht hij terug aan de tijd van voor Aloena. Aan de ruzies van zijn vader, moeder, broers en zussen, en zijn onvermogen om vrede tussen hen te stichten. Ook dacht hij aan zijn uren in het oerwoud vlakbij zijn huis. Het oerwoud waar hij zong en danste, niet om bewondering of applaus te ontvangen, maar omdat het in hem opwelde, omdat het voortkwam uit wie hij was.
Na maanden kwam hij per ongeluk terug bij het paleis. Zonder het te weten had hij, gedreven door zijn verlangen, een cirkel gelopen. In het paleis werd hij warm ontvangen. Hij was uitgeput door zijn zwerftochten en het kostte de bedienden een week om hem weer op krachten te brengen. Over Aloena sprak niemand een woord.
Maar na zes dagen, bij een zonsondergang, zat hij bij het raam waar hij ooit met Aloena had gezeten, en herinnerde zich de eerste nacht samen. De herinnering sneed door zijn ziel; hij miste haar als nooit tevoren. Toen de eerste ster aan de hemel verscheen, kwam er een oude vrouw bij hem zitten. Hij keek haar aan door zijn tranen, maar wendde ongeïnteresseerd zijn gezicht af.
‘Wat is er, jongen?’ vroeg de vrouw.
Hij probeerde woorden te vormen, maar schudde zijn hoofd. Het lukte niet.
‘Zeg maar niets’ zei ze, terwijl ze dichterbij hem kwam zitten en haar arm om hem heen sloeg ‘Ik weet alles over je.’
Hij hief zijn hoofd op en keek uit over het landschap.
‘Wat weet u?’ vroeg hij zacht.
Ze boog verder naar hem toe.
‘Dat je denkt dat je ontroostbaar bent, omdat je verlaten bent door een vrouw. Maar dat ben je niet.’
Hij liet de woorden bezinken, dacht erover na, maar ze overtuigden niet.
‘Kijk, jongen, als je familieleden je de kans hadden gegeven vrede tussen hen te stichten, was je misschien nooit weggegaan. Misschien ook wel, want het is niet uitgesloten dat je moe zou worden van het vredestichter spelen. Maar als je familieleden naar je hadden geluisterd, je hadden gezien en je liefdevol hadden omhelsd, kortom: als ze je het gevoel hadden gegeven dat ze je kenden en liefhadden, dan was je waarschijnlijk nooit in de war geraakt door de bewonderende ogen van een ontrouwe prinses.’
De tranen stroomden uit Aroem’s ogen.
‘Wie bent u?’ snikte hij, maar ze negeerde zijn vraag.
‘Die ogen en haar bewondering hebben je van jezelf vervreemd. Je danste en zong niet meer omdat het je werd ingegeven door je hart, je deed het om applaus te oogsten, om indruk te maken. Het was een kunstje geworden. En daarom verdween Aloena. Ze zag dat ze je ijdel maakte, dat je je een godheid ging wanen.
Je hart werd net zo onbereikbaar als dat van een ridder in zijn harnas. Alleen een speer of een zwaard kan het dan nog bereiken. Maar niet zonder wonden te slaan. Aloena kon daar niet tegen.’
Hij probeerde zich te vermannen. Het was alsof hij de ene klap na de andere kreeg, maar het was niet het soort tuchtiging dat vernietigde. De slagen van de oude vrouw bouwden hem op.
‘Wat moet ik doen?’
‘Wat je moet doen?’
‘Ja’
‘Je moet niets doen. Je doet al iets. Je zit bij het raam en kijkt met betraande ogen naar de zonsondergang. En je luistert naar mij. Dat lijkt me zo bij elkaar al heel wat. Wat wil je meer doen?’
‘Dingen veranderen’ antwoordde hij.
Ze lachte.
‘De dingen veranderen zichzelf.’
Hij keek haar aan van schuin opzij, nog steeds stroomden er tranen.
‘Het is een goed ding dat je huilt, Aroem. Het is een rijkdom dat verdriet zo mooi in je kan stromen. Het is ook prachtig dat je vrede wilde stichten tussen je familieleden. Dat je een talent hebt voor dansen en zingen is een sieraad, waarmee je best een beetje mag pronken, maar je hebt een sieraad, je bent er geen. Aloena zal terugkomen als je geen spel meer speelt, als je niet meer betovert wordt door haar bewondering, als je niet je verlangens naar haar achterna holt, maar als je gewoon bent wie je bent. Als je zingt wanneer het in je opkomt, als je danst als je lichaam het je vertelt. En...’
Ze wees naar in de lucht naar de vogels die daar vlogen.
‘...dan komen zij ook weer terug. De weg naar jezelf terugvinden opent de deur naar de hemel. Maar die hemel is niet daar,...’
Ze wees naar zijn hart.
‘...die hemel is dáar!’
Bert Overbeek is schrijver, trainer en coach. Onlangs verscheen een nieuw boek van zijn hand over het leiderschap van Jezus van Nazareth, waarover eerder deze week gepubliceerd is. 

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>